De Ierse setter is een van de oudste- en zuiverste variëteiten van de setter met invloed op de ontwikkeling van tal van continentale staande hondenrassen. Dat je daarvan zo weinig terug ziet, komt door de kastanjerode kleur die genetisch timide is en verdwijnt bij kruisingen.
Ons land kent een rijke setter-historie. Zo kregen de eerste field-trials en tentoonstellingen ter wereld voor setters en pointers snel een vervolg in ons land. Een van de eerste kynologen en houders van grote kennels in ons land was prinses Wilhelmina. De Ierse setter Swell en de Gordon setter Dash behoorden tot haar favorieten.
Opleving
Uit de beginjaren van de jachtsport en kynologie blijkt, dat de Ierse setter naast specialist toch ook manusje van alles was. Ook apport werd van hem verwacht. In latere decennia werd de Ier in aantallen verdrongen door de Duitse allround-jachthondenrassen.
De opleving van de Ierse setter als jachthond op kleine schaal is in Nederland vrij recent. Die kwam na een periode van uitsluitend tentoonstellingsfokkerij, overigens nog steeds norm voor het merendeel van de fokkers die aangesloten zijn bij de Ierse Setter Club.
Bij de opbouw van het werkhondenbestand in ons land is door een drietal fokkers gebruik gemaakt van Ierse lijnen, die in Duitsland ook goed bleken voor allroundwerk. Ook zijn fokproducten uit Denemarken gebruikt. Daar scoort de Ier behalve als specialist ook hoog als allrounder.
Werkstijl
De Irish Red Setter Club in Ierland heeft een beschrijving van de werkstijl gemaakt. Norm daarin is de jacht op patrijs, jacht op de patrijs in Nederland is gesloten, en korhoender. Volgens die beschrijving moet de concentratie op het werk te zien zijn in elke stap en elke beweging.
Natuurlijk wordt ook het voorstaan uitgebreid beschreven: “Op het moment dat ze verwaaiing krijgen, gaat het lichaam van Ierse setter lager naar de grond, ze maken enkele korte slagen in de kegel van de verwaaiing alvorens in te steken en te staan. Bij het blokkeren van het wild is er enige staartactie. Het lichaam zakt in de achterhand naar beneden en blijft omhoog bij de schouders en het hoofd, terwijl ze de wind (als het ware) uitzeven op zoek naar de exacte locatie van het wild.”
Het arrêt mag zowel liggend als staand worden gemaakt. “Het is intens en strak, vol spanning en concentratie. Het arrêt is liggend als het veld kaal (nauwelijks begroeid) is en als de hond door de verwaaiing van het wild wordt verrast. Het arrêt is staande, als een bevroren beweging van de wijze waarop op lopend wild wordt ingespeeld, daar waar de begroeiing relatief hoog is.”
Inlichtingen over de Ierse setter bij het secretariaat van de Ierse Setter Club.