De jacht op roodwild en gems in de bergen verlangde goede zweethonden. Destijds had de Hannoveraan met zijn goede neus en rustige karakter een goede naam. Zo kwam deze ook in de bergen van Beieren en Oostenrijk terecht. Voor dit terrein bleek de Hannoveraan echter te zwaar. Men kruiste de Hannoveraanse zweethond met de rode bergbrakken en daaruit ontstond de lichtere Gebirgsschweisshund, met een schofthoogte van 44-52 cm. Het is de hedendaagse begeleider van de beroepsjager en boswachter in de bergen. Hij valt onder de zweethonden, is trouw aan zijn baas en voorzichtig met vreemden. Het is een gehoorzame rustige hond, zeer geschikt voor de nazoek (zweetspoor) van roodwild, gems en steenbok en andere grofwildsoorten.